Verrassende Inzichten

Geschreven door Susan Drion.

“Wat produceer je?” “Aardappelen, suikerbieten, tarwe, koolstofvastlegging, biodiversiteit en landschap.” Dit is een antwoord wat je nu niet vaak hoort. Maar dat begint te veranderen.

Van boeren wordt steeds meer verwacht dat zij bijdragen aan maatschappelijk gewenste ontwikkelingen, zoals meer natuur of klimaatmitigatie. Boeren kunnen dit doen door zogenaamde ecosysteemdiensten te produceren. Voorbeelden hiervan zijn recreatie, waterzuivering, koolstofvastlegging en bestuiving. Een veelgenoemd argument waarom boeren nog niet volop ecosysteemdiensten produceren en aanbieden is het ontbrekende verdienmodel erachter.

Tijd om dat verdienmodel eens concreet te maken. En welke ecosysteemdienst is meer besproken dan koolstofvastlegging? In deze blog deel ik mijn ervaringen en inzichten over het organiseren van een verdienmodel rondom koolstofvastlegging in landbouwbodems.

Trotse boeren en oude denkpatronen

In opdracht van en samen met ZLTO verkennen wij bij Biodiversity in Business momenteel de mogelijkheden voor het realiseren van nieuwe verdienmodellen rondom koolstofvastlegging in landbouwbodems. Boeren kunnen dan CO2 compensatie aanbieden aan bedrijven, organisaties en burgers. Een eerste resultaat is de pilot met Windpark Krammer waarin 15 boeren op 600-700 hectare 550 ton CO2 per jaar voor een periode van 5 jaar vastleggen voor de energiecoöperaties Zeeuwind en Deltawind. Uit een verdere marktverkenning komen veel positieve signalen voor het opschalen van de systematiek achter de pilot. Drie inzichten uit dit ontwikkelproces zal ik met jullie delen.

Ten eerste, een zakelijke transactie kan leiden tot een gelijkwaardige interactie tussen boer en bedrijf. In het gangbare systeem zien we vaak dat boeren voedsel produceren. Dit verkopen zij voor de prijs die ze aangeboden wordt, ze zijn ‘prijsnemers’. Veel boeren zijn niet gewend zichzelf te zien als dienstverlener van ecosysteemdiensten. Zelf het aanbod en de prijs bepalen, is ook niet vanzelfsprekend. De boeren waar wij mee werken, moesten dus ook even wennen aan deze nieuwe positionering. Eenmaal gewend kwamen trots en maatschappelijke betrokkenheid in deze boeren naar boven. Ze hadden een concrete manier gevonden om maatschappelijk verantwoord te produceren en tegelijkertijd hun bedrijfsvoering te versterken. Door te werken met nieuwe verdienmodellen en dus zakelijke transacties, kunnen boeren laten zien wat ze te bieden hebben. Ze komen iets brengen en hoeven niet alleen maar geholpen te worden; met een trotse boer als gevolg.

Ten tweede, men blijft het echter moeilijk vinden om weg te blijven van ‘we gaan de boer helpen’ retoriek. Burgers en bedrijven willen boeren helpen met de beste bedoelingen en boeren willen die hulp (soms) ook accepteren. In deze interactie gebeurt echter iets bijzonders. Deze burgers en bedrijven plaatsen zichzelf onbewust boven de boeren. Zij gaan hen ‘helpen’, ‘stimuleren’, ‘vergoeden’ of ‘subsidiëren’, en verwachten natuurlijk een stukje inspanning en inspraak terug. Het geld waarmee ze deze boeren helpen is vaak gelijk of minder dan de kostprijs van wat ze aan inspanningen van de boer verwachten. Hierdoor kan je deze vormen van hulp geen verdienmodellen noemen. Het is namelijk geen betaling waarmee iets verdiend wordt, maar een (schade)vergoeding. Zolang men deze retoriek blijft gebruiken, zal het moeilijk zijn nieuwe verdienmodellen in de landbouw te organiseren.

Ten derde, boeren betalen voor verschillende ecosysteemdiensten geproduceerd op hetzelfde stuk land, stuit op weerstand. Een boer zou op hetzelfde stuk land, zowel koolstofvastlegging als waterberging als bodemvruchtbaarheid als natuurlijk erfgoed kunnen produceren. Dit zijn allemaal verschillende ecosysteemdiensten. Het fysieke gebied en de maatregelen die een boer neemt om deze diensten te produceren kunnen hetzelfde zijn. Ik heb gemerkt dat organisaties, bedrijven en burgers vaak het standpunt innemen dat zij niet bereid zijn om een boer te betalen voor bijvoorbeeld zowel koolstofvastlegging (dienst no. 1) als waterberging (dienst no. 2). Als hij geen extra inspanning moet leveren om de tweede dienst te realiseren, hoeft hij hier ook niet betaald voor te worden. Dat is de gedachtegang. Dit standpunt past bij de retoriek van de boer ‘stimuleren’ te veranderen. En het liefst stimuleer je dan één keer de maatregel met het meeste effect (lees verschillende ecosysteemdiensten). Echter, dit is een fundamenteel andere benadering dan boeren betalen voor de verschillende diensten die ze leveren.

Een stap vooruit

Makkelijk is het dus niet; het organiseren van nieuwe verdienmodellen op basis van ecosysteemdiensten. Oude denkpatronen zoals het ‘helpen van de boer’ en ‘stimuleren van verandering’ staan de organisatie van dit soort verdienmodellen in de weg. Niettemin lijkt het een kansrijke ontwikkeling te zijn die de transitie naar duurzame landbouw heel concreet maakt. Nieuwe verdienmodellen scheppen de financiële randvoorwaarden voor verandering. Tegelijkertijd kunnen ook andere maatschappelijke opgaves gerealiseerd worden, zoals klimaatmitigatie en adaptatie. Ik hoop in ieder geval dat steeds meer boeren op termijn kunnen zeggen “Ik produceer voedsel, maar ook koolstofvastlegging, waterberging en landschap.”

Ben jij een bedrijf of organisatie en geïnteresseerd om CO2 compensatie af te nemen bij boeren? Of ben jij een boer en geïnteresseerd om deze dienst aan te bieden? Dan hoor ik graag van jullie! Met jullie feedback kunnen we dit verdienmodel verder blijven ontwikkelen.

Neem contact op via susan@biodiversityinbusiness.eu of via 0636187217.