Advies, Werk

Wanneer: 2023 – heden

Sinds de inzet van het Nationaal Plan Landelijk Gebied worden gebiedsprocessen ingericht om de landbouwtransitie vorm te geven. Met name in landbouwgebied rondom natuurgebieden is de urgentie om deze transitie te realiseren hoog, vanwege de benodigde stikstofreductie. Vanuit het rijk zijn verschillende regelingen ingericht (LBV, LBV+) die agrarische ondernemers de mogelijkheid bieden om tegen een vergoeding te stoppen met hun veehouderijen, zodat de stikstofemissies uit de landbouw gereduceerd worden. Tegelijkertijd wordt door provincies ingezet op verduurzaming van de agrarische bedrijven door natuurinclusieve landbouw te stimuleren.

Veel gebiedsprocessen hebben globaal de volgende samenhangende stappen:

  1. Het opstellen van een systeemanalyse van het gebied: wat is er fysiek nodig om de natuur in het gebied te herstellen en welke rol kan de landbouw hierbij spelen?
  1. Opstellen van toekomstplannen/bedrijfsplannen met de agrarische ondernemers: wat willen de ondernemers in dit gebied? Welke maatregelen kunnen de ondernemers nemen om aan het natuurherstel bij te dragen? Willen en kunnen ondernemers hierin samenwerken?
  1. Samenwerking met gebiedspartijen: wat is de gezamenlijke toekomstvisie van de gebiedspartijen op het gebied en hoe kunnen de gebiedspartijen samenwerken met de agrarische ondernemers om de transitie gerealiseerd te krijgen?

In de uitvoering van de de gebiedsprocessen komen we een aantal dilemma’s tegen:
De systeemanalyses van het gebied zijn technisch inhoudelijk opgesteld (LESA, Bodem-Water sturend) en laten zien wat er fysiek nodig is om bij te dragen aan natuurherstel, wateropgaven etc. De plannen hebben ook een ruimtelijke en inrichtingscomponent, maar het is vaak niet duidelijk wat de juridische status is van deze analyses en hoe en door wie die moeten worden vastgesteld.

Het opstellen van natuurinclusieve bedrijfsplannen door agrarische ondernemers wordt door de provincies aangemoedigd en gefaciliteerd. Maar het blijkt voor provincies vervolgens lastig om de ondernemers te ondersteunen in de uitvoering en om de financiële middelen die beschikbaar zijn daadwerkelijk op het erf te laten landen vanwege staatssteunkaders en thematisch ingerichte budgetten. Daarnaast staat het investeren in NIL-bedrijfstransities haaks op de landelijke regeling om agrarische ondernemers te laten stoppen. Dit dilemma raakt naast de financiële sector ook de provincies zelf.

Tenslotte liggen er onder de samenwerking tussen gebiedspartijen vaak geen (juridisch) bindende afspraken over de  governance structuur. Over het mandaat van de bestuurders voor het gebiedsperspectief zijn vaak geen duidelijke afspraken gemaakt. Of er is de afspraak dat er wordt samengewerkt in een gebied, maar dat de opgaven van individuele partijen (zoals bijvoorbeeld de woningbouwopgave in een gemeente) dit perspectief kunnen overrulen.

Zonder adequate oplossing voor bovengenoemde dilemma’s blijven gebiedsprocessen een reeks van gebiedsateliers, ambtelijke overleggen, stuurgroepvergaderingen en ondernemersavonden zonder duidelijke boodschap. Een langdurige landbouwimpasse dreigt. Om daadwerkelijke veranderingen tot stand te brengen zal de overheid met andere interventies moeten, die de agrarische ondernemers uitdagen en veranderingen belonen.